Vermogensopbouw

Het proces van op- en afbouwen van vermogens en schulden, alsook de grootte en samenstelling van vermogens en schulden op enig moment, noemen we de vermogensopbouw. Een groot deel van de vermogensopbouw is bedoeld om ook na pensionering te kunnen consumeren. Daarnaast hebben huishoudens te maken met onvoorziene veranderingen van hun inkomen of met onverwachte uitgaven. Door hun opgebouwde vermogens aan te spreken of nieuwe schulden aan te gaan, kunnen ze een deel van deze onvoorziene veranderingen opvangen zonder hun consumptie al te veel te hoeven aanpassen.

Een optimale vermogensopbouw is dus één die dit het beste faciliteert, onder andere door het sparen voor de oude dag en door het opbouwen van liquide vermogen voor onvoorziene tegenvallers. De vermogensopbouw kan ook dienen om aan het einde van het leven als erfenis na te laten.

Bezittingen kunnen worden opgebouwd met:
– Banktegoeden
– Spaargeld
– Aandelen of obligaties
– Opgebouwde waarde levensverzekering
– Onroerend goed
– Ondernemingsvermogen
– Contant geld
– Duurzame consumptiegoederen (juwelen of antiek erfstuk)

Schulden bestaan voornamelijk uit:
– Hypotheek
– Persoonlijke lening
– Doorlopend krediet
– Familielening
– Zakelijke lening

Pensioenaanspraak of lijfrente wordt niet in de vermogensdefinitie opgenomen, omdat een huishouden niet vrij over het geld kan beschikken, maar het is wel een vorm van vermogen voor de oude dag.

De vermogensopbouw van huishoudens verschilt sterk tussen groepen. Er zijn huishoudens die in zijn geheel weinig vermogen opbouwen en er zijn huishoudens die wel een aanzienlijk vermogen opbouwen, maar dan vooral in onroerend goed. Het vermogen zit dan in de stenen en is moeilijk snel liquide te maken. Bijna de helft van de huishoudens heeft minder dan 10.000 euro liquide vermogen. Dit maakt ze kwetsbaar voor financiële tegenvallers. De grootte van een minimumbuffer voor onvoorziene uitgaven ligt volgens het Nibud tussen de 3.500 euro en 6.000 euro.